Inleiding

Als je honden gaat opvoeden of trainen moet je van te voren twee dingen vaststellen:

  1. Wat wil je bereiken (het doel)
  2. Hoe denk je daar te komen (de methode die je volgt).

De meeste mensen laten zich daarbij leiden door de dichtstbijzijnde hondenschool, want de instructeurs daar hebben er uiteindelijk voor geleerd en die zullen dus wel weten hoe het moet.

In dit stukje wordt wat achtergrondinformatie gegeven over de filosofie waarop de meest gangbare methode gebaseerd is.

Daarnaast zijn de laatste jaren nogal wat wetenschappelijke onderzoeken verricht waaruit nieuwe inzichten over het ontstaan van gedrag naar voren komen. De resultaten van die onderzoeken komen geleidelijk beschikbaar, en op basis van die gegevens kun je heel anders naar een hond gaan kijken. Uit die veranderde opvatting kan dan weer een andere trainingsmethode ontstaan.

De wetenschap

Antropomorfiseren

Het is gebruikelijk om het projecteren van menselijke eigenschappen op dieren (met een mooi woord heet dit antropomorfiseren) af te keuren. Het afwijzen van dit antropomorfiseren is te herleiden tot een stelling van de Britse psycholoog C. Lloyd Morgan. Hij werd, aan het eind van de vorige eeuw, geconfronteerd met het beroemde paard “Kluger Hans”, dat leek te kunnen rekenen.

Veel psychologen dachten destijds dat deze vaardigheid moest betekenen dat het dier bewustzijn en intelligentie had. Toen ontdekt werd dat het paard reageerde op minieme signalen uit het publiek, sneuvelden er een aantal reputaties van vooraanstaande geleerden.

Bekijk hieronder het verhaal van Kluger Hans

Om te voorkomen dat dit nog een keer zou gebeuren werd een stelling geformuleerd die luidde dat we nooit gedrag kunnen of mogen toeschrijven aan een hogere intelligentie als dat gedrag op een andere manier verklaard kan worden. Deze stelling staat bekend als “Morgan’s Canon”, en de letterlijke tekst is:

“In no case may we interpret an action as the outcome of the exercise of a higher psychical faculty, if it can be interpreted as the outcome of the exercise of one which stands lower in the psychological scale”

Recent onderzoek

Uit wetenschappelijk onderzoek is intussen gebleken dat er op neurologisch gebied geen fysieke verschillen bestaan tussen de hersenen van de hond en de hersenen van de mens. Beide diersoorten hebben dezelfde neurotransmitters en receptoren. Menselijke emoties bestaan dank zij neuro-chemische processen.

Als mens en hond beschikken over een identieke structuur in dit deel van de hersenen is er dus geen enkele fysieke reden waarom een hond geen emoties zou kennen. Honden kennen de emotie “angst”. Omdat deze emotie een duidelijke functie heeft in het voortbestaan van de soort is er over het bestaan en het nut van deze emotie eigenlijk weinig discussie.

Maar de volgende stap, het toegeven dat een hond meer emoties zou kunnen hebben, ontmoet, ondanks het fantastische werk van de Nederlandse bioloog Frans de Waal, nog steeds veel weerstand. Dit heeft natuurlijk mede te maken met de ervaring van Morgan en met het feit dat diens Canon al meer dan een eeuw tot de wetenschappelijke bagage van de psychologen en ethologen behoort.

Bij laboratorium-onderzoek naar de neuro-biologische mechanismen, die met verslaving te maken hebben, maakt men vaak gebruik van dieren. Dergelijke laboratorium onderzoeken worden dan aangevuld met kennis op het gebied van sociale psychologie, experimentele psychologie en psychiatrie teneinde de resultaten bruikbaar te maken voor het behandelen van verslaafde mensen.

Uit de studie (“Drug Abuse: Hedonic Homeostatic Dysregulation”, G. F. Koob and M. Le Moal, Science Vol. 278 3 Oct 1997) komt al het beeld naar voren dat menselijke “gevoelens” zoals verslaving, verlangen, depressie en empathie, ook in dieren aanwezig zijn. Bij uizending gemist kunt u hier een gesprek met bioloog Frans de Waal over zijn boek ‘Een tijd voor empathie’  bekijken.

Ook het feit dat psycho-farmaca, die oorspronkelijk voor menselijk probleemgedrag bedoeld zijn, bij behandeling van vergelijkbaar probleemgedrag bij dieren goed blijken te werken, is een sterke aanwijzing dat dieren vergelijkbare emoties kennen als mensen.

Modellen

De methode die je gaat volgen bij het trainen van een hond wordt voor een groot deel bepaald door de manier waarop je tegen een hond aankijkt, door het “model” dat je van een hond hebt. Zo’n model bepaalt bijvoorbeeld hoe je met een hond omgaat, hoe je reageert op ongewenst gedrag, hoe je de onderlinge verhoudingen regelt, wat de hond wel of juist niet toegestaan is enzovoorts. Er zijn twee van die modellen, die ik hierna het dominantie-model en het hedonistisch-model zal noemen.

Dominantie-model

Dit is het meest bekende model, dat al vele jaren toegepast wordt. Momenteel is dit model uiterst populair omdat het gepromoot wordt door Cesar Millan. Het dominantiemodel is gebaseerd op het waarnemen van gedrag bij een wolvenroedel en het “vertalen” van die gedragingen naar de verhoudingen tussen mens en hond. Het antropomorfiseren van hondengedrag is hierbij uiteraard niet aan de orde, honden kennen in dit model geen emoties en hebben geen intelligentie van enige betekenis.

Eén van de consequenties van dit model is dat er allerlei “gedragsrichtlijnen” zijn voor mensen in een relatie met de hond, zoals bijvoorbeeld de “10 geboden“. Een andere consequentie is dat we snel geneigd zijn te denken in termen van dominantie en ondergeschiktheid, en daar allerlei consequenties aan verbinden. Als gevolg hiervan wordt een “dominante” hond doorgaans “stevig” aangepakt om hem zijn plaats in de samenleving te leren; hij moet immers ondergeschikt zijn aan de mensen in zijn omgeving! Dat een hond domineren niet hetzelfde is als een hond naar de hand zetten wordt daarbij vaak over het hoofd gezien.

Dit kan de reden zijn dat er op hondenscholen, die gebaseerd zijn op dit model, regelmatig problemen ontstaan met agressief gedrag. Die agressie hoeft zich overigens niet te beperken tot de hond. Er zijn ook baasjes die, uit pure frustratie dat de hond de wil van de baas aan z’n laars lapt, overgaan tot agressief gedrag tegen de hond. De baas is dan even zijn frustratie kwijt, en dat lucht lekker op. Die opluchting is voor de baas dan weer een reden om dit gedrag te herhalen.

Of de hond hier nou echt iets van leert is overigens maar zeer de vraag. In het beste geval leert de hond dat het in die specifieke omstandigheden niet veilig is om dat gedrag te vertonen. In het slechtste geval echter leert de hond dat de baas een onbetrouwbaar en onvoorspelbaar individu is, en dat is dan weer funest voor een goede baas-hond relatie.

Dat er dominante honden zijn die zich werkelijk voorbeeldig gedragen in elke situatie, en dat er aan de andere kant onderdanige honden bestaan die de schrik zijn van hun omgeving is ook iets dat niet helemaal in dit model past.

Hedonistisch-model

Hedonisme is de leer dat genot het hoogste goed is. De Griek Epicurus was de grondlegger van deze filosofie, en er is eigenlijk altijd strijd geweest tussen de aanhangers van deze gedachte enerzijds en de Stoïcijnen, en later de behoudende Christenen, anderzijds.

In essentie wordt de basis voor deze strijd gevormd door de vrees van de heersende klasse dat de notie van beloning en plezier er toe zou kunnen leiden dat het ordinaire gepeupel wel eens wat plezier in het leven zou willen hebben in plaats van hard te werken in dienst van die heersende klasse. In onze eigen Calvinistische cultuur is hier nog wel het een en ander van terug te vinden.

In de biologie kent men het begrip “homeostase”. Hieronder verstaat men het bestaan van onderling op elkaar afgestemde processen die voor het leven noodzakelijke voorwaarden constant houden. Je zou dit enigszins kunnen vertalen met “zelfregulatie”. Homeostase kan op diverse functies van het dier betrekking hebben, en zo kennen we ook het begrip “hedonische homeostase”. Hieronder verstaan we dan een toestand van algemeen welbevinden van het dier. Zodra deze toestand verstoord wordt zal het dier trachten de evenwichtstoestand te herstellen. Met dit model kunnen veel gedragingen verklaard worden, zoals bijvoorbeeld stereotiep gedrag, scheidingsangst en diverse vormen van agressie. En als deze gedragingen langs deze weg opeens verklaard kunnen worden ligt het voor de hand dat er ook nieuwe oplossingen komen voor die gevallen waarin het om ongewenste gedragsvormen gaat.

Als je een hond volgens deze filosofie beschouwt dan is het een dier dat gedrag zal vertonen enkel en alleen omdat het gedrag uiteindelijk resulteert in een prettig gevoel. Dat betekent dus dat je het dier nieuw gedrag kunt aanleren door er voor te zorgen dat het gewenste gedrag resulteert in iets dat de hond ervaart als prettig. En dat je ongewenst gedrag kunt laten verdwijnen door de beloning, die de hond met dat gedrag hoopt te verwerven, weg te halen. Bij probleemgedrag kan het dan soms nodig zijn om de neuro-chemische processen te beïnvloeden met een medicatie.

In deze filosofie is het echter nooit nodig om de hond pijnprikkels toe te dienen om daarmee ongewenst gedrag af te leren. Ongewenst gedrag kan immers, naast erfelijkheid, twee oorzaken hebben: het kan aangeleerd zijn, en dan is het af te leren door de beloning van het gedrag weg te nemen. Of het wordt veroorzaakt door een verstoring van de hedonische homeostase, en pijnprikkels betekenen dan alleen maar een extra verstoring.

Ook het feit dat bepaalde gedragingen verslavend kunnen werken, en dat dit ook bij honden zo blijkt te zijn, is iets om even bij stil te staan. Bij mensen denk je dan al gauw aan bijvoorbeeld rook- alcohol- of gokverslaving. Bij honden kun je denken aan bepaalde vormen van agressie, maar ook aan scheidingsangst. In dat laatste geval kan de binding tussen hond en eigenaar zo sterk zijn dat de hond “afkick verschijnselen” gaat vertonen zodra de eigenaar uit zijn blikveld verdwijnt.

Toepassingen

Agressief gedrag

Uitgaande van het hedonistisch model moet bij het beoordelen van agressief gedrag vooral gelet worden op het effect van de agressie op de hedonisische status van de hond.

Een paar voorbeelden.

  • Honden die agressief gedrag gewoon leuk vinden zullen moeten leren dat er andere, en betere, beloningen bestaan.
  • Bij honden die reflexmatig aanvallen ligt de oorzaak van de agressie vaak in angst. Deze honden zullen snel verslaafd raken aan de euforie die ontstaat doordat ze ontsnappen aan het (vermeende) gevaar. Door deze honden te straffen met pijnprikkels loop je het risico op acute frustratie en kan er een compenserende uitbarsting van agressie komen.
  • Onzekere honden vereisen een training die hun zelfvertrouwen versterkt, en ze hebben behoefte aan strikt, duidelijk en voorspelbaar leiderschap. Daarnaast moeten ze gedesensitiseerd worden in die situaties waarin ze agressie laten zien.
  • Honden vol zelfvertrouwen (honden die agressief zijn zonder spoor van angst) moeten leren dat het leven meer beloningen voor ze in petto heeft als ze in een team samenwerken met een mens, en dat de mens over allerlei wonderbaarlijke gaven beschikt waarmee hij de omgeving naar zijn hand kan zetten. Je kunt de hond daarnaast ook deel laten nemen aan activiteiten waarin hij zijn agressieve energie op een acceptabele manier kwijt kan.

Clickertraining

Clickertrainers werken natuurlijk al lang volgens het hedonistisch model, want deze trainingsmethode is helemaal gebaseerd op het geven en wegnemen van beloningen.

Het enige dat het hedonistische model aan de clicker training toevoegt is het besef dat het geluid van de clicker op zichzelf al als een beloning kan werken. Dit komt doordat het geluid aankondigt dat er een fysieke beloning onderweg is. Daardoor wordt het geluid zelf al een beloning, die er uiteindelijk in resulteert dat er een korte neuro-chemische “belonings-sensatie” ervaren wordt.

Zodra deze reactie in de hersens van het dier verankerd is kan deze “belonings-sensatie” geassocieerd worden met iets dat het dier doet. Daardoor wordt het uitvoeren van bepaald gedrag, dat op zich niet bepaald belonend hoeft te zijn, opeens erg belonend.

Ter overpeinzing onderstaand filmpje.